9789033132070

TOTDAT DE DAG AANKOMT

Illustratie omslag: Peter Graham, Wandering Shadows, 1878 (National Galleries Scotland). Oorspronkelijke titel: A choice Collection of very valuable Prefaces, Lectures and Sermons (...), Glasgow 1777. © 2023 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3207 0 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Totdat de dag aankomt James Renwick DEN HERTOG - HOUTEN A C H T P R E K E N

Inhoud Ten geleide 9 1. Vrees niet 11 Lukas 12:32: ‘Vrees niet, gij klein kuddeken; want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven.’ 2. Uitziend verlangen 21 Hooglied 2:17: ‘Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste, word Gij gelijk een ree of een welp der herten, op de bergen van Bether.’ 3. Leven door het geloof (1) 39 Habakuk 2:3, 4: ‘Want het gezicht zal nog tot een bestemden tijd zijn; dan zal Hij het op het einde voortbrengen, en niet liegen; zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven. Zie, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.’ 4. Leven door het geloof (2) 52 Habakuk 2:3, 4: ‘Want het gezicht zal nog tot een bestemden tijd zijn; dan zal Hij het op het einde voortbrengen, en niet liegen; zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblij-

6 ven. Zie, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.’ 5. Niet ver van het Koninkrijk (1) 62 Markus 12:34: ‘Gij zijt niet ver van het Koninkrijk Gods.’ 6. Niet ver van het Koninkrijk (2) 75 Markus 12:34: ‘Gij zijt niet ver van het Koninkrijk Gods.’ 7. Troost voor de rechtvaardige 90 Jesaja 3:10: ‘Zegt den rechtvaardige, dat het hem welgaan zal.’ 8. Een gebed van de bruid 108 Hooglied 4:16: ‘Ontwaak, Noordenwind, en kom, Gij Zuidenwind, doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate Zijn edele vruchten!’

JAMES RENWICK

9 Ten geleide In de ‘Killing Times’, tijden van ongekende vervolging en bitter lijden van Gods kerk in Schotland, leefde en werkte James Renwick (1662-1688). Hij heeft in Nederland, onder de hoede van de bekende predikant Wilhelmus à Brakel, zijn theologische opleiding voltooid. Kort na zijn ordening tot predikant op 10 mei 1683 keert de 21-jarige Renwick terug naar zijn geboorteland. Teruggekomen in Schotland wordt hij al spoedig de leider van de covenanters. Zij die het Covenant ondertekend hadden, moesten hun leven opofferen voor de Naam en de zaak van Christus. Vanwege de hevige vervolgingen was de gemeente een opgejaagde kudde geworden, maar zij kreeg in James Renwick een bezielende herder en leraar. In het ruige landschap van de Schotse Hooglanden verkondigde hij het Evangelie: in rotsspleten en rond moerassen, overdag en ’s nachts, vaak in regen en wind. Met name de regio’s Galloway en Dumfriesshire vormden zijn arbeidsterrein. De vogelvrij verklaarde predikant werd uiteindelijk gearresteerd en belandde in de donkere kerker van de Tolbooth, een beruchte gevangenis in Edinburgh. Na een kort proces eindigde het jonge leven van Renwick – twee dagen na zijn 26e verjaardag – op het schavot. James Renwick heeft zowel brieven als preken en ‘lectures’ nagelaten. De preken heeft Renwick voor het grootste deel niet zelf gepubliceerd. Sommige heeft hij wel opgeschreven, maar

10 de meeste ervan zijn door luisteraars genoteerd en later uitgegeven. In de acht preken in deze uitgave spreekt hij nog nadat hij gestorven is. Houten, voorjaar 2023 de uitgever

11 1. Vrees niet Vrees niet, gij klein kuddeken; want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven. Lukas 12:32 De gelezen woorden kunnen in vier punten worden verdeeld. Ten eerste. Het volk dat aangespoord wordt, de eigen discipelen van de Heere, de kleine kudde. Ten tweede. De aansporing zelf: vrees niet. Ten derde. De grond voor deze aansporing: de belofte van de Vader om hun een Koninkrijk te geven. Ten vierde. De beweegreden die Hem ertoe brengt om dit te doen: Zijn eigen welbehagen. Hierover zal ik in de nu volgende aandachtspunten spreken. Let er in de eerste plaats op dat er maar weinigen zijn die Christus volgen. Zij worden hier een kleine kudde genoemd. In Mattheüs 20:16 wordt gezegd: ‘Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’; en in hoofdstuk 7:14: ‘Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die denzelven vinden.’ Het zijn er weinigen ten aanzien van de rest van de wereld, die Christus niet volgen, hoewel wanneer de algemene vergadering der gelovigen bijeen zal komen, ze een heerlijk gezelschap zal vormen. Toch zal het slechts een klein gezelschap zijn in vergelijking met degenen die aan Zijn linkerhand zullen zijn. Christus

12 heeft vandaag de dag maar heel weinig medestanders, en de duivel heeft heel veel medestanders. Velen, ja, grote menigten volgen en bewonderen het beest. Zij zijn weinig en gering in de ogen van de wereld en in de achting van de wereld. De kerk en het volk van God zijn altijd gering en veracht geweest in de ogen van de wereld, en ze zijn dat nog. Ja, Christus Zelf werd in de dagen Zijns vleses door de mensen veracht. De Joden vonden Hem gering, minderwaardig en verachtelijk. Vanuit hun minachting noemden ze Hem ‘de zoon van de timmerman’ (Jes. 53:3; Matth. 13:55). Dit is een van de smaadredenen van het lijdende overblijfsel van deze tijd. Zij zijn een arm, onbeduidend overblijfsel, een gering en klein groepje. Dat moet echter geen reden tot ontmoediging zijn, aangezien de wereld de volgelingen van Christus altijd heeft veracht. Zij zijn klein in hun eigen ogen en gering in hun eigen opvatting ‘Maar Ik ben een worm en geen man...’ (Ps. 22:7). Beschouwt de wereld u als weinig en veracht, en heeft zij helemaal geen achting voor u? Dan, o mijn vrienden, wees dan nederig en gering in uw eigen ogen, en heb geringe gedachten over uzelf. Let er in de tweede plaats op dat het eigen volk van de Heere, Zijn kleine kudde, geen grond of reden heeft om ook maar voor iets bang te zijn: ‘Vrees niet’ en wat er verder volgt. Ik zal daarom een paar dingen noemen die het volk des Heeren niet behoort te vrezen, hoewel zij dat vaak toch doet. Zij moeten de mens maar niet vrezen. Lukas 12:4: ‘Vreest niet voor degenen die het lichaam doden, en daarna niets meer kunnen doen.’ Maar ach, er is in Schotland veel van deze slaafse vrees geweest, en die heeft vandaag de dag veel predikanten ertoe gebracht om het vaandel van Christus te verlaten en te

13 verloochenen, en veel mensen verhinderd om dat vaandel te volgen. O mijn vrienden, vrees de mens niet! Vrees de soldaten en de dragonders niet uit angst voor hen die u in een valstrik willen brengen. Zij moeten maar niet bang zijn voor smaad. Dat is het waarvoor zij vaak bang zijn. Maar: o, vrees de smaad van de tong niet! Zij moeten maar niet bang zijn voor het gebrek aan voedselvoorraad voor het natuurlijke leven. Toch is dat het waarvoor zij geneigd zijn te vrezen. Maar o, vrees dit niet, want ‘die den Heere zoeken, hebben geen gebrek van enig goed’ (Ps. 34:11). Heeft de Heere Zijn volk niet gevoed met manna uit de hemel en met water uit de harde rots, toen het in de woestijn was? Dat was inderdaad een heel vreemde en onwaarschijnlijke manier. O, vrees daarom het gebrek hieraan niet! Soms zijn Gods kinderen bang voor het gebrek aan geestelijk voedsel voor hun zielen, het gebrek aan de inzettingen van het Evangelie. Zij moeten daar echter maar niet bang voor zijn, want voordat het hun hieraan ontbreekt, zal de Heere hun dit geven, en hen er op een bijzondere weg en wijze van voorzien. Jesaja 41:17 en 18: ‘De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen... Ik zal rivieren op de hoge plaatsen openen, en fonteinen in het midden der valleien.’ Hoewel de Heere het gepast zou vinden om het verkondigde Evangelie van u weg te nemen, ja, om het uw vijanden toe te staan om uw Bijbels van u af te pakken, wees dan toch niet ontmoedigd. Hij kan u immers een deel van de Schrift in gedachten brengen of een woord uit een preek die u hebt gehoord, liefelijker en verkwikkender voor uw ziel dan die nu zijn. Andere dingen die de kinderen des Heeren maar niet moeten vrezen, hoewel ze er bang voor zijn, zijn de veranderingen en

14 de omwentelingen in de wereld en op de plaats waar zij zijn. Zij moeten hier echter maar niet bang voor zijn. Psalm 46:3: ‘Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde haar plaats, en al werden de bergen verzet in het hart van de zeeën.’ In Haggaï 2:7 staat een profetie over Christus, de Wens aller heidenen, over Zijn komst in het vlees. Daar wordt gezegd dat voordat Hij zal komen, er grote veranderingen en omwentelingen zullen zijn. Wanneer Christus dan ook naar ons land zal terugkeren, zal, om zo te zeggen, juist het fundament van het land aan het wankelen gebracht worden. En voor ons zou het er ver bij vandaan moeten zijn om hiervoor te vrezen (want zo zal het zijn voordat Hij zal terugkeren naar het land), dat wij erom zouden moeten bidden en ernaar verlangen. Nog iets waarvoor zij maar niet moeten vrezen, en wat zij toch doen, is de dood. O, u die Zijn kleine kudde vormt, vrees die niet; voor de gelovende ziel die Christus toebehoort, heeft de dood zijn angel verloren. O, wees niet bang voor de dood! De dood zal immers een einde maken aan al ons gezwoeg en al ons zwerven, aan al onze ellende en strijd. Het is zoals iemand niet onjuist heeft gezegd: ‘Het leven wijkt voor de dood, en de dood wijkt voor het leven.’ Nog iets waarvoor zij geneigd zijn te vrezen, maar waarvoor zij maar niet moeten vrezen, is de hel. O, u die Zijn kleine kudde vormt, wees daar niet bang voor. Christus stierf immers voor u, om u van de toekomende toorn te verlossen. Daarom moet u maar niets kwaads vrezen, aangezien noch dood, noch leven, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, u zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onze Heere (zie Rom. 8:38, 39).

15 Let er in de derde plaats op dat de reden waarom de kleine kudde van Christus maar niet moet vrezen, is omdat Hij hun een Koninkrijk heeft beloofd: ‘Want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven.’ Openbaring 1:6: ‘Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader.’ En o, wie kan op de juiste wijze dit Koninkrijk beschrijven of erover spreken? Het is immers zoals de apostel zegt: ‘Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben.’ Roep alle volmaakte geesten van rechtvaardige mensen maar op, maar zij kunnen u niet zeggen wat het is. Roep alle engelen op, deze heerlijke en verheerlijkte geesten – zij kunnen het niet voor u beschrijven. Toch zal ik ten eerste een paar negatieve eigenschappen van dit Koninkrijk geven, en ten tweede een paar positieve eigenschappen ervan. Ten eerste zal ik u een paar negatieve eigenschappen van dit Koninkrijk geven. De eerste. Dit Koninkrijk is vrij van zonde. O, daar is geen zonde! De tweede. Daar is geen zorg of vrees; geen ergernis vanwege ook maar iets. Daar zijn geen zondige mensen om te vervolgen en er is geen duivel om te verzoeken. De derde. Daar is geen verdriet vanwege de zonde, geen verdriet vanwege de verzoekingen van een boos hart en innerlijke verdorvenheden, want daar is geen zonde, en er zijn geen verleidingen. De vierde. Daar zal niets zijn wat ook maar op de minste onvolkomenheid zal wijzen. Ten tweede zal ik u een paar positieve eigenschappen van dit Koninkrijk laten zien.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==